Nou, weet je, ik voel me geeneens Nederlander, ik voel me wereldburger. Ik kan niet zeggen dat ik er nu trots op ben om Flevolander te zijn. Wat ik wel grappig vind (en dat is op zichzelf een ontwikkeling die wel boeiend is): toen we hier pas kwamen had je boeren uit Brabant, Zeeland, Friesland, en Groningen. Nou, die kropen in het begin allemaal bij elkaar; je had een Friese club, je had een Groningse club, en je had een Zeeuwse club. Die Friezen verdomden het om Nederlands te spreken, die spraken onder elkaar Fries. Nou, dat is in de loop van die tijd dat ik hier nu zit [veranderd]. Die clubs bestaan helemaal niet meer, die mensen voelen zich allemaal Flevolander. Ze zijn hier geworteld en ja, ze hebben hier hun bestaan opgebouwd, ze voelen zich niet meer verbonden met Brabant, Zeeland, of Limburg. Dat vind ik wel grappig.
Ja, zo’n polder, het is maar waar je je brood verdient en dan op een gegeven moment wordt de volgende generatie, en zeker de generatie daarna, een nieuw soort mens. Hij is niet meer een Brabander, maar een Flevolander. Dus je krijgt natuurlijk op den lange duur wel een Flevolander. Maar ik denk ook dat Zuidelijk Flevoland en de Noordoostpolder zo verschillend zijn, dat iemand uit de Noordoostpolder zich niet happy voelt in Almere.