Ik vind het de beste landbouwgrond van Europa, wat betreft de ontwatering, de ligging en de gelijkheid van de grond. We hadden een agent voor de conserven en als je hier dan de erwten zaaide, dan wou hij hier een monster nemen. Dan liep hij helemaal door naar achteren toe. Ik zei dan:
“Piet, het is hier precies hetzelfde als achter, en achter is het precies hetzelfde als hier.”
Dat kon hij eigenlijk niet geloven. Als hij in Noord-Brabant kwam, dan moest hij de hele kavel overlopen, om in het midden een monster te nemen. Je had daar allemaal zandputten in de grond.
Je had heel verschillende soorten grond in Brabant. Niet overal hoor. In het westen van Brabant was het soms ook allemaal klei, dat was gewoon weer een andere streek. Maar je had ook een streek, en dat was helemaal bonte grond, dat had je in Drenthe ook. Daar heb je hele lichte grond en wat zwaardere grond; zwarte klei en witte klei, dat is heel verschillend. [...]
Zulke goede grond hadden we hier in Zuidelijk Flevoland. Misoogst komt hier ook niet voor. Of het nu droog of nat was, misoogst komt hier niet voor. Dat durf ik te zeggen. Dat is echt waar, die grond heeft zo’n opbrengend vermogen en zo’n verwerkend vermogen. Die grond mag nog zo nat zijn, ze is doorlatend.
We hebben het hier wel gehad dat het nat was. Heb je een pin, een dunne pin, die steek je in de grond, loopt in één keer het water weg. Onderin zitten zúlke scheuren, onderin is die grond zo poreus, het loopt zo weg. Dat heb je met jonge grond, hè?