De Mekong ontspringt in China en stroomt via Laos, Myanmar, Thailand en Cambodja naar Vietnam, om daar uit te monden in de Zuid-Chinese Zee. De Mekong kent jaarlijks van juni tot oktober een hoge afvoer en van november tot mei een lage afvoer. Dit leidt ertoe dat vanaf november het Tonlé Sapmeer geleidelijk leegloopt naar de Mekong, om vanaf juni, als het water in de Mekong omhoog komt, weer vol te lopen.
De Cambodjanen hebben van dit verloop in het meerpeil eeuwenlang gebruik gemaakt door, als het meerpeil naar beneden ging en de zeer flauwe oevers droog vielen, gewassen te zaaien en die te oogsten voordat het water weer omhoog kwam. Daarnaast speelt de visvangst in het meer een belangrijke rol. In de bovenloop van de Mekong zijn inmiddels echter een aantal stuwdammen gebouwd en er zijn vergevorderde plannen voor nog meer stuwdammen. Hierdoor wijzigt het regime van de Mekong zich en is het nog maar de vraag of en hoe het Tonlé Sap-systeem kan blijven functioneren.
Zoals gezegd kent Cambodia, naast de bijzondere situatie van het Tonlé Sapmeer, uitgestrekte laaglandgebieden en enkele polders. Enkele van de polders liggen direct ten noorden van de hoofdstad Phnom Penh. Deze polders zijn door de snelle groei van Phnom Penh inmiddels behoorlijk verstedelijkt en zullen vermoedelijk volledig verstedelijkte polders worden.
Een ander groot poldergebied ligt aan de zuidkust van Cambodja. Het betreft de Prey Nuppolders, die voor het grootste deel tussen 1935 en 1944 zijn ingepolderd. Tussen 1975 en 1979 heeft er een grote opknapslag plaatsgevonden en is er ook een aanvullend gebied ingepolderd. Nu betreft het zes polders met een totale oppervlakte van ongeveer tienduizend hectare, die onder natuurlijk verval hun overtollige water via uitwateringsluizen lozen naar de Golf van Thailand. Het zijn vooral landbouwpolders met overwegend rijstvelden.
In 2007 maakte ik een trip van Phnom Penh naar de kustplaats Sihanoukville. Dit bood een uitstekende gelegenheid om het landschap te bekijken. Wat allereerst opviel waren de ten zuiden van Phnom Penh uitgestrekte opgehoogde gebieden om industrievestiging mogelijk te maken. Cambodja was namelijk in de regio een land met lage lonen en men hoopte op grote industrievestigingen.
Daarna ging de trip door uitgestrekte laaglandgebieden. Deze gebieden hebben veel landbouwkundig potentieel want het zijn vruchtbare gronden. Je moet ze alleen wel goed bewerken. Nu het land sinds 1993 in een veel betere politieke situatie is beland mag worden verwacht dat dit potentieel ook in toenemende mate zal worden benut. De stijging van de rijstproductie is hiervoor nu al een goede indicator. Deze productie is in de afgelopen jaren gegroeid van 2,5 miljoen ton in 1993 tot bijna 11 miljoen ton in 2019. Cambodja is hiermee nu de twaalfde rijsproducent in de wereld. Verwacht mag worden dat ze komende jaren verder op deze ladder zullen stijgen.
We mogen ook aannemen dat dit zal leiden tot verdere inpolderingen om de risico’s op overstromingen in de laaglandgebieden te beperken. Wellicht zal men hierbij ook kiezen voor overstroombare dijken, zoals die veel in de Mekongdelta voorkomen. Deze dijken overstromen normaal gesproken in de piek van de natte tijd, waardoor ook vruchtbaar sediment in de polders wordt afgezet.