Matthijs:
“De eerste drie jaar was echt letterlijk overleven. We keken elkaar vaak aan met het idee: we weten dat we met elkaar getrouwd zijn, maar we hebben meer het gevoel dat we samenwonen om voor Mirthe te zorgen. We kijken wel echt bewust naar de positieve en niet naar de negatieve dingen, want dat zou ons niet beter maken. Mirthe is doof-blind en de meeste mensen die doof-blind zijn, moeten het echt van hun gevoel hebben. Dus zij gaat het straks voelen als wij niet lekker in ons vel zitten. Daarom vonden we dat we moeten kijken naar wat we hebben en van daaruit moeten we verder kijken. En dat heeft er wel toe geleid dat we nu een stuk sterker staan.
Sarah:
“Wij zijn gezegend met een groot netwerk van familie, vrienden en kennissen, die letterlijk dag en nacht voor ons klaar stonden en staan, en neem ook het woord nacht ook letterlijk. In de periode dat Mirthe als baby ziekenhuis in, ziekenhuis uit ging, dat artsen letterlijk met de handen in het haar stonden van ‘wij weten het ook niet meer’, dat ook zij alleen maar met een huilend kind op de arm liepen en zeiden: ‘Zelfs ik kan een huilbaby niet troosten en ik weet niet wat er aan de hand is!’”
Matthijs:
“De eerste keer dat ze in het ziekenhuis werd opgenomen was meer om ons te ontlasten dan dat ze wisten wat ze eraan konden doen.”
Sarah:
“Wij hebben een oproep gedaan: ‘Wie wil er bij Mirthe zijn, zodat wij thuis bij kunnen slapen en ook kunnen werken.’ Dat heeft ons ook wel op de been geholpen. Niet dat het gemakkelijk was om daarnaast ook nog te werken, maar op dat moment ben je wel even uit de situatie en raak je niet verder in de put, om het zo maar te zeggen. In vier wisselingen van de wacht was er 24 uur iemand bij Mirthe en wij konden zelf kiezen wanneer wij bij haar wilden zijn. Wij wisten toen wel dat ze doof was, maar niet dat zij ook nog blind was. Er moest gewoon 24 uur iemand bij haar zijn.”