Toen we in Luttelgeest kwamen wonen, waren er in het begin helemaal nog geen winkels, dus je moest eigenlijk zelfvoorzienend zijn in verschillende dingen. Iedereen had een volkstuin, nu lang niet iedereen meer. En ja, de producten daarvan die overtollig waren, die je dan niet gebruikte, die werden dan klaargemaakt en die gingen in de diepvries in de diepvrieskluis. Eigen vriezers waren toen nog niet zo ingeburgerd als nu, vandaar dat ook op verschillende plaatsen die carrousels gebouwd zijn. Het diepvrieshuis van Luttelgeest stond aan de kade. De kade is dicht bij het kanaal, aan de rand van het dorp. Het staat er nog steeds, maar niet meer in de functie van diepvrieskluis. Wij zijn hier in ’67 gekomen, ik schat dat die diepvrieshuisjes tot ergens in de jaren zeventig zijn gebruikt. Want toen had vrijwel iedereen wel een diepvries aangeschaft en toen werd het hele gebouwtje min en meer overbodig.
Ja, op een gegeven moment werd er zoveel reclame gemaakt voor het zelf invriezen van je producten en zijn er demodagen geweest of avonden in het café. Dan werden er verschillende types en groottes diepvriezers gedemonstreerd waaruit je een keuze zou kunnen maken. Toen is eigenlijk het hele diepvriesbestand gegroeid in het dorp.
Voor zo’n diepvrieskluis moest je lid zijn, van, ik meen dat het een coöperatieve vereniging was. En als d’r een kluis vrijkwam, kwam je in de gelegenheid om zo’n vak te huren. Bedragen weet ik zo niet meer. De bedoeling was per gezin één lade. Later, toen er mensen waren die al een diepvries hadden aangeschaft, dan was zo’n ding overcompleet. En dan zou je er één of twee bij kunnen huren. Die mogelijkheid was d’er, ja.
Haha, het was de bedoeling dat je sleutel maar op één lade paste. We hebben het zelf nooit op een ander slot geprobeerd, maar misschien was het wel mogelijk om bij een ander in zijn kluisje te kijken of wat die in zijn vakje had zitten. Maar wij hebben dat nooit geprobeerd zelfs. Nee. We vroren spullen uit de tuin, maar ook wel vlees in. Je moest altijd zorgen dat je een beetje voorraadje had. Dat hebben we ook wel geleerd toen we nog in het bos woonden. En zo leef je nog eigenlijk. Vlees wat je bij de slager kocht, wild kreeg je weleens van huis mee natuurlijk. Dat ging ook in de diepvries, ja, zo ging dat eigenlijk. Het was meer de taak van de vrouw, die plande wat er uit de kluis moest komen. Dan gingen we samen even of ik kreeg de opdracht van haal dit of dat even uit de kluis. Je moest zorgen dat je een dag van tevoren al de boel eruit had, want anders kreeg je die toestand niet ontdooid. We hadden toen nog geen magnetrons vanzelf.
De hoofdingang was min of meer een gewone deur. Die was op slot en daar had je een sleutel van. En dan had je binnen, ik weet niet zeker hoeveel lagen er in zaten, maar ik meende van twee. Twee lagen van lades en boven de toegangsdeur van die carrousel zat een drukknop en als je de deur opendeed dan drukte je op die knop en dan ging die carroussel draaien en dan wachtte je net zolang tot jouw nummer tevoorschijn kwam en dan drukte je weer op die knop en dan stond ie stil. Dan kon je bij je materialen en daar op dat vak zat ook een slot. De bedoeling was dat een ander daar geen blik in kon werpen of misschien nog erger, haha.
Soms zat het wel es wat tegen en dan kwam je wel een paar mensen tegen. Als je haast had dan had je er niet altijd tijd voor, maar vaak was het dan wel zo, dan kom je daarin, komen er meerdere mensen om wat spullen te halen. Dan krijg je automatisch een praatje onderling van hoe of dit werkt en hoe bevalt jouw dit, nou ja, zo ging dat vaak . Het was ook een sociale bijeenkomst vaak. Contacten.