Kamp Zwartemeer, dat was het werkkamp waar ik terecht kwam. Maar hij was in de polder al bekend. En dat kamp Zwartemeer, dat was bij Ramspol, van de brug. Daar was nog een pont, er was nog geen brug. En dan een weg van zo’n kilometer of vijf, daar had je kamp Zwartemeer. Q123 geloof ik dat het kavelnummer was, maar dat weet ik niet meer. En daar ben ik begonnen als polderjongen. Daar heb ik eerst gezeten en daar ben ik aan het werk gegaan. Dat was dat. En zo hebben wij in de polder leren leven. (…)
Werken met de zweetlepel, oftewel de schop. Greppels graven, egaliseren, affijn, weet ik wat er allemaal voor knutselarij was eerst. Ja, maar ik ben er wel gekomen om te werken. Ik had allebei mijn handen meegekregen. Wij waren gewend te werken. Ik zeg niet dat wij dát allemaal konden, nee. Er waren er zo veel die daar ondergedoken waren en dan blij waren dat ze er in de werkkampen konden bivakkeren en eten en drinken krijgen en zo de tijd afwachten. En dat hebben we gedaan.