Mijn ouders waren landbouwers van geslacht op geslacht, gemengd bedrijf. Wij woonden aan de Bovenbeek, dat is een rivier, een zijtak van de Berkel. Mijn oudste broer was voorbestemd om boer in de polder te worden. Mijn tweede broer zou boer worden en ik was voorbestemd om voorlichter te worden, misschien bij een coöperatie. In 1943 kreeg ik een briefje thuis dat ik per 1 december naar Duitsland moest: Arbeitseinsatz! Mijn broer was toen ploegbaas in de Noordoostpolder en hij zei dat je hier legaal kon onderduiken. Ik ben op 22 november naar de polder gegaan. Ik ben als onderduiker begonnen en heb gedacht:
"Dat overleef ik hier wel en dan ga ik weer naar huis!"
Ik had dat allemaal in mijn hoofd, hè, maar ik ben hier nooit meer weggegaan.
Ik ging met de fiets naar Markelo en zette de fiets op de trein. En de twee koffers. En dan vanaf Steenwijk (de koffers achterop de fiets), door de Giethoornse Polder naar Blokzijl (die weg was nog niet klaar) en vanaf Blokzijl over het Slakkenzandpad naar Marknesse. Mijn broer lag in Marknesse en dus zei ik ook: "Ik wil graag in Marknesse in het kamp!" Mijn broer ging ook gelijk terug en die nam me mee. Die hielp mij sjouwen met die koffer. Wat een onmenselijke rit!
Ik was een week of veertien dagen daarvoor met de trein naar Kampen geweest en heb me daar officieel aangemeld. Ik heb gewoon gezegd dat ik in de polder wilde gaan werken. Ik dacht dat nog wel wat voeten in de aarde zou hebben. Niks aan de hand; ze schreven ze me zo op. Ik wou graag naar Marknesse en kon dat kon ook. Nee, niks aan de hand. Maar toen, denk ik, speelde dat echte onderduiken ook nog niet zo. Ja, er waren hier wel advocaten, schoolmeesters en dominees, die wel wat uitgehaald hadden en die hier ook al rondliepen. Bovendien was ik als boerenzoon ook wel een geziene gast en die wilden ze wel.
In Marknesse was de oude Lokken kampbeheerder. Ik kom op kantoor: "Meneer Lokken, een broer van Te Raa!" "Oh, doe maar bij Te Raa op kamer." Ik ging eerst in het stenen kamp, kamer zeven. Maar dat was maar een dag of drie: "Te Raa, je moet naar het andere kamp" Toen kwamen ze bij me, want er alleen maar ploegbazen op die kamer: "Geen arbeider op de kamer, hè." Ja, zo heb ik het aangevoeld, hoor! Maar toen kreeg ik al wat begeleiding voor wat voor kamer ik dan moest. Ik moest een kamer hebben met boerenjongens. Ik kwam er heel goed terecht.