Bij de presentatie van het boek Wanneer de polder vonken slaat op 16 december 2011 richtte auteur Toon de Wit zich tot Giel van Zuylen met de volgende woorden:
"Giel het was afgelopen 20 augustus zestig jaar geleden dat wij elkaar ontmoetten in kamp Espelerbocht bij de keuring. Met zes man gingen we toen in de vrachtauto naar kamp Nagele. We moesten twee aan twee op kamers en jij zei: 'Zullen we maar?' Dat was het begin van het tijdperk Van Zuylen-De Wit. Samen op de kamer. Samen op het bedrijf, vaak samengewerkt. Om de veertien dagen waren we de weekenden in het kamp. Die oorverdovende stilte. Dat was de tijd dat we steeds meer naar elkaar toegroeiden. Giel, zonder jou had ik het in kamp Nagele niet uitgehouden. Ook jij wilde een bedrijf in de polder. Na zes keer inschrijven heb je het opgegeven en bent doorgegaan bij de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken). Het is bijzonder dat we nu na zestig jaren nog steeds met onze vrouwen regelmatig bij elkaar komen en in de zomer samen fietsen. Giel, bedankt voor wat jij voor mij in die tijd hebt betekend."