Er werd in die tijd over heel veel dingen nagedacht. Wat voor stad moet het worden? Eén van de zaken waar we ook gelijk over dachten was het volgende. De auto was in die tijd heel dominant. Het stadsbeeld werd meer en meer bepaald door het autoverkeer. Er kwamen overal brede wegen. Overal in het land zijn bomen gekapt omdat het gevaarlijk was voor de auto’s, een vorm van kaalslag. Nou rijden we natuurlijk allemaal in auto’s, daar is niets mis mee. Maar wij vonden dat de auto helemaal niet zo bepalend mocht zijn.
De Noordoostpolder is ontworpen op het fietsen, Lelystad op de auto, en Almere op de bus. We hebben in het begin gezegd:
“Vrijwel iedereen die in Almere komt, moet wonen binnen vijf minuten lopen van een bushalte aan een vrije baan. Dan pas zal het goed werken.”
En dat is uitgekomen: Het openbaar vervoer loopt in onze middelgrote steden bijna nergens zo goed als in Almere. Dat was een van de hoofduitgangspunten voor het stadsontwerp.
Wat betreft het landschap: het was al ingebakken in de opzet om niet een aaneengesloten stad te maken, maar allerlei verschillende kleine stadskernen. Dat had het voordeel dat het flexibeler was, en je altijd kon besluiten ermee te stoppen, want het was in die tijd nog helemaal niet zeker of deze stad door zou gaan. Maar ook dat mensen in de buurt van groen, van bossen en van landschap zouden wonen. Dat was ook één van de uitgangspunten. Maar er was meer. We wilden ook een plezierige stad maken voor iedereen. Niet alleen voor de rijkelui, zoals in het Gooi waar je veel geld mee moest brengen om daar te wonen. In Almere zou iedereen op dezelfde manier, dichtbij het groene landschap, met een eigen tuin, moeten kunnen wonen.