In het laatste oorlogsjaar, als het mooi weer was, kwamen er altijd drommen vliegtuigen vanuit Engeland naar Duitsland om te bombarderen. En dan stonden we altijd vliegtuigen te tellen als kinderen, achter het huis en met blauwe lucht. En ’s avonds, als ze weer terugkwamen waren ze niet meer zo in formatieverband, dan zagen we ze weer teruggaan. Dat blijft je als kind bij. Altijd dat gezoem in de lucht van: de Tommies komen er aan. Dat was in de oorlogsjaren.
Al met al hou je daar dan een bepaalde herinnering aan over, alleen later ontdek je pas hoe genadig wij er af gekomen zijn hier in de polder. Honger hadden we niet. Ik weet wel: er is ook iemand doodgeschoten van ’t kamp, ook met een korte razzia. Die man wou vluchten. Die zou vanuit zijn barak het koren in vliegen en toen stond er net op die hoek een Duitse soldaat. Terwijl hij uit het raam sprong schoot ie hem dood. Dat hoor je dan als kind. Maar ja, je wist amper wat dood was. Want ja, daar was je niet mee opgegroeid. Die vliegtuigen, dat kwam dus erg nader en vooral dat schietincident met de brandweer blijft je bij. Dat weet ik nou nog.