Trijntje: Je zat altijd buiten natuurlijk. Op het Top. Dan ging je tenten maken, met ploegen.
Fem: In onze tijd is de Urkerweg geopend. Tussen de Urkerweg en de dijk was toen een stuk gras. Daar zat je met de jeugd ’s zondagsmiddags. En op de dijk. Dan moest het wel mooi weer zijn.
Trijntje: Iedereen ging ook naar de Torenstraat. Je liep vanaf slager Bos tot aan de Bethelkerk en weer terug. Dat geloof je niet, maar dat liep zo aan één stuk door. En dan zaten er allemaal ploegen jongens aan de kant. En die jongens riepen dan aan je. En op een gegeven moment had je toch wel es een beetje contact met één. Nou is mijn verkering eigenlijk op de haven aangekomen, maar goed, die liepen ook in die straat, dat wist ik. Zo zijn een hoop verkeringen aangekomen.
Fem: En als het mooi weer was, ging je de haven af. Nu gaan ze in een gelegenheid zitten. Dat deden toen de meisjes niet.
Trijntje: Nou, we hebben toen ook wel eens in een kottertje gezeten. Dat mocht eigenlijk niet. Dat was altijd met ploegen. Je ging niet alleen zitten, dat deed je niet. Dat durfde je ook niet. Dat mocht ik ook niet. We zijn best wel een beetje streng opgevoed wat dat betreft.
Jong op Urk: ’s zondagsmiddags op de dijk en ’s avonds door de Torenstraat
1 geïnteresseerde
Fem Zwaan-Van den Berg en Trijntje Oost-Bakker weten nog goed hoe ze vroeger hun vrije tijd doorbrachten op Urk. En ook hoe verkeringen aankwamen op Urk.
Bron: Batavialand te Lelystad, Project Verhalen Vissen, interview met Fem Zwaan-Van den Berg en Trijntje Oost-Bakker, 14 oktober 2011.