We hadden een paar griendmachines die het griend afmaaiden. En dat moest aan bosjes gebonden worden en dat moest allemaal van de kavel af. Dat moest opgehaald worden en dat werd allemaal daar vandaan naar Lelystad gereden. Dat werd later klaar gemaakt voor de dijk, voor de beschoeiingen. Daar was het griend voor.
In Oostelijk en Zuidelijk Flevoland moesten we de griend in, dat moest allemaal gewied worden. In het bos deden we daar niet zo veel aan, want dat groeide allemaal met elkaar op. In het bos werd nooit veel aan onkruidbestrijding gedaan, het onkruid bleef van zelf een keer onder de bomen. De bomen groeiden harder dan het onkruid. Dat zakte van zelf een keer weg. Het was ook eigenlijk wel een goede bodembedekker.
Ik had maar een paar man voor het bos. Die hielden de paden een beetje bij, die deden hier en daar wat. Een beetje onkruidbestrijding, maar helemaal niet veel. Ze gingen meer grasmaaien, een paar bospaden en de sloten, dat gebeurde ook wel. Verder het opruimen van het slootvuil. En dan kwam het snoeiwerk hè. Als een boom een jaar of drie, vier gestaan had, dan kwam het eerste snoeiwerk al. Want je had al die dubbele takken die er uit moesten. Het moet één doorlopende stam zijn.