Dirk Frieling heeft medewerkers, lezers en toehoorders een halve eeuw laten genieten van zijn grote creativiteit en gave van het woord. Tot het eind toe, dat kwam op 7 april, op 73 jarige leeftijd.
Dirk Frieling werd opgeleid in Delft bij en door Van Eesteren en stond daarmee in de traditie van het eerste en oorspronkelijke stedebouwkundig werk in ons land. Als jong ingenieur trad hij tegen het eind van de zestiger jaren toe tot de Amsterdamse Dienst Volkshuisvesting, in die jaren de evenknie van de Amsterdamse Afdeling Stadsontwikkeling van Publieke Werken. Beide diensten met een grote traditie in de stede-bouw en volkshuisvesting van Amsterdam.
Maar ook met een stevige onderlinge concurrentie over het voor Amsterdam beste ruimtelijk beleid.
Het waren de jaren van de Bijlmermeer (in kritische, maar hechte samen-werking) en de opkomende stadsver-nieuwing (in heftige verschillen van inzicht). Terwijl Stadsontwikkeling zich het hoofd brak over een aanpak op grote schaal, nam Dirk Frieling de concrete aanpak ter hand door het voorzitterschap van de eerste Amsterdamse projectgroep op zich te nemen, en wel die van de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt, een volksbuurt met veel sociale woningbouw uit de dertiger jaren in het noord-westen van de negentiende eeuwse gordel.
Daarmee gaf hij de stoot tot een buurtgewijze integrale aanpak van woning- en wijkverbetering, die later model zou staan voor de algehele aanpak van de stadsvernieuwing. Dat zou Frieling zelf niet meer meemaken. Hij ondervond voor zijn horizontale projectaanpak zoveel weerstand van de machtige gemeentelijke diensten dat hij ging pleiten voor het doorbreken van die macht en het overdragen daarvan aan een gemeentelijke ( buurtgerichte) projectorganisatie. Dat was een grote stap te ver. Frieling trok zijn conclusie en vertrok in 1973 naar de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, waar hij leiding ging geven aan de planvorming en stichting van Almere.
En ja, daar kreeg hij zijn integrale projectorganisatie in de vorm van het door hem nieuw opgebouwde projectbureau Almere. Een grote stroom van excellente nota's en rapporten verscheen en met behulp van de financieel en personeel krachtig toegeruste dienst kon hij Almere daadwerkelijk ontwikkelen. In 1976 kon de eerste paal voor Almere-Haven geslagen worden en met een tempo van 2 tot 3000 woningen per jaar kwam Almere van de grond.
Tegelijkertijd belastte hij zich met de plannen voor de Markerwaard, waar hij echter al snel stuitte op de maatschappelijke weerstand, die zich op de golf van het milieubesef tegen veel ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland keerde. Maar Frieling gaf niet op; tot aan zijn dood heeft hij zich ingezet voor een goede inrichting van het Markermeergebied, aanvankelijk sterk in de vorm van droogmakerij. later ook in gemengde vormen. Het zat hem danig dwars dat de nederlandse burgerij zo weinig belangstelling toonde voor dergelijke grote projecten en hij wijtte dit aan een zekere zelfgenoegzame voldaanheid van de mensen en hun politici, die tot initiatiefloosheid leidt. Blijkbaar is er geen maatschappelijke urgentie, placht hij te zeggen, anders zou men wel iets ondernemen. Hij niet, hij bleef doorgaan. Ook na de gemeentewording van Almere en de afbouw van de Rijksdienst IJsselmeerpolders bleef hij zich inzetten voor Almere, in meerdere functies.
In zijn Delftse professoraat toonde hij zich opnieuw de bezielende inspirator van ruimtelijke concepties en projecten en hij bleef schrijven en schrijven...(Dat deed hij overigens ook in fraaie poezie). Hij liet zich tot 'agent van de Vereniging Deltametropool' benoemen om de Randstad op te tillen naar metropolitain niveau en stichtte intussen het International New Town Institute in Almere, vanuit het inzicht dat de wereld bezig is aan een ongekend snelle urbanisering die goeddeels in nieuwe stedelijke vormen plaatsvindt. Dirk Frieling paarde zijn uitnemend vakmanschap en groot organisatorisch vermogen aan een grote maatschappelijke betrokkenheid. Hij laat onzegbaar veel aan erfgoed achter. De stad Amsterdam, de stad Almere, de provincie Flevoland en het vak stedebouw zijn hem daarom veel dank verschuldigd.
(Auteur: Henk Licher, oud Hoofd Stadsontwikkeling gemeente Almere)