Je huwelijksreis: in 1944 per woonboot naar de Noordoostpolder

1 geïnteresseerde

Siem Brunia en zijn vrouw woonden jaren in een woonboot, voordat ze een Oostenrijkse woning toegewezen kregen. Beide woningen hadden zo hun charme. Brunia vertelt:

Woonark van de familie Siem Brunia

Woonark van de familie Siem Brunia (privécollectie Siem Brunia)

Alle rechten voorbehouden

In augustus ’44 zijn we getrouwd. We hebben in een ark gewoond tot we in het voorjaar van 1948 boer werden. De ark heeft nog tot december bij de sluis bij Vollenhove gelegen, tot onze woning klaar was. We zijn getrouwd in Makkum en de andere dag moesten we met de woonark naar de polder. Dat was de huwelijksreis. Met een sleepboot er voor van Makkum over de meren heen naar Lemmer in de polder. Die eerste nacht in Lemmer met ons loopplankje uit Makkum. We wisten niet dat het gemaal bij Lemmer 's nachts dat water zo’n eind omlaag maalde. Dus wij werden 's morgens wakker en die boot wiebelde. Die was op de grond gezakt en daar lagen we!

In die ark was geen elektrisch, geen water. Voor ons water vingen we regenwater op het dak van de boot in tanks. Maar als het een tijdje niet regende had je niks he. We hadden een aanrechtje van een meter, groter was het niet. Je deed alles wat niet mocht. Ik had daar een volkstuintje en daar stond spruitkool en boerenkool in de winter op. Het stikte hier eerst van de hazen. En wat deed ik? Ik zette strikken aan zo’n boerenkoolstronk of aan de spruitkool. Nou, dan had je een heerlijk maal. Je had anders weinig vlees, hoor.

In die ark in Kadoelen hadden we ook nog geen licht, maar toen we in die Oostenrijkse woning kwamen ging de wereld voor ons open: elektrisch licht, zelfs een douche. Ik was nog nooit onder een douche geweest. We wisten niet wat het was. We hadden alleen een tobbe, één keer in de week.

In het voorjaar van 1948 ben ik begonnen op de boerderij. Er was toen al een schuur en noodstallen, maar verder stond er niks Er waren geen stenen, dus er werden van die Oostenrijkse woningen gebouwd. Nu denk je ‘wat een kippenhokjes’, toen was het een weelde. We hadden eerst zo’n hele grote kachel in de kamer, boven was niks. Daar kon je dan een kit vol ingooien, dan brandde hij de hele nacht. Je ging koud op bed hoor. Je moest het van de liefde hebben. Later hebben we wel elektrische kachels gekregen. Van die radiators wisten we toen nog allemaal niks van.

Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Tity Kuiken met de heer Siem Brunia, 5 juli 2010.

Alle rechten voorbehouden