Urk een eiland, wij wisten niet beter! En je had nog niet zo’n grote bevolking natuurlijk. Ik denk dat ik in de derde of de vierde klas zat, bij meester Bos, dat Urk toen 3100 inwoners had of zo. Niet heel Urk was bebouwd, je had ook grasland voor de koeien. Dat liep met novemberstormen of springtij wel eens onder water, dat had je meestal in oktober of november. Noordwesterstorm, dan kwam dat water over de palen en dan stond het weiland helemaal vol. De koeien stonden in die tijd op stal. En dan moest de molen het er weer uitpompen. Die molen stond daar waar nu de Maranathakerk staat. Je moest dan wel eb hebben om dat water weg te krijgen.
Door eb en vloed wisselde het waterpeil in de haven. Het was soms een meter verschil, dat was ook naargelang de wind was. De botters bleven wel drijven hoor, die kwamen niet droog te liggen. Je had een ander palensysteem, je had ook vloedpalen en daar konden dan de botters aan vastzitten. Het heeft wel eens een meter in de Staverse Hoogte gestaan, dat het over de kade gelopen was. Ja, dat zijn allemaal van die dingen, daar zat je mee.
Om het Top zat ook een dijkje, dat was een verhoging waar een soort straatje op zat en dat was ´s avonds je vrijersplekje. Daar was het donker, geen verlichting. Dat was om het Top. Dat dijkje was er ook om het weiland te beschermen, maar het liep er dus ook wel eens over.
Waar de Orka stond was de strontbult. Daar werden de strontemmers en de koemest ingegooid. En daar begon het Top. En dan kon je zo om Top heen. Dus het was niet een heel rondje om het eiland, daar was het palenscherm immers. Maar wij liepen gewoon over dat dijkje heen. En dan was er langs de kant gras, waar je lekker kon liggen. En dan ´s zomers, op zondagmiddag, zat alles daar! En dan gingen de moeders met de vaders een kuiertjen (wandelingetje) doen. Wie geld had stak een sigaretje of een sigaartje in de brand. Dat rondje om het Top was dus gewoon langs het grasland. Dat duurde meestal twintig minuten en dan kwam je bij het klapskoel Urk weer binnen.