Het bergen ging toentertijd ging natuurlijk heel grof. Het gebeurt wel eens dat een gemeente een vliegtuigwrak wil laten bergen en dat de hele bemanning ergens ligt begraven op het plaatselijk kerkhof. Dan zeggen wij:
“Dat sluit niet uit dat je bij de berging van die vliegtuigresten toch nog stoffelijke resten tegenkomt.”
Dat is natuurlijk nogal simpel: die lichamen klappen uit elkaar, zeker bij een crash waarbij het toestel van grote hoogte naar beneden komt. Als je dat toestel gaat uitgraven, hoeft het niet te verbazen dat je toch nog kleine delen van stoffelijke resten kunt aantreffen. Dat is de reden waarom de Circulaire vliegtuigberging zegt:
“U mag niet particulier bergen. U moet van eventuele wrakresten afblijven.”
De bergingen zijn voor een deel natuurlijk wel, maar voor een deel ook niet gedocumenteerd. De Duitsers hebben het ook niet altijd exact bijgehouden. Dan staat er wel: “Het wrak is geborgen.” Dan kom je een verklaring tegen of een rekening van een aannemer die het vliegtuigwrak heeft geborgen. Maar ja, daarop wordt niet gezegd of ze alle motoren gevonden hebben, of dat ze het landingsgestel hebben geborgen. Dan blijft het soms een educated guess die je moet doen.
Als ze bij een grote krater stonden waar al na een halve meter het grondwater begon; daar konden zij niet zoveel mee. Dat zie je nu met de bergingen die we met het Nationaal Programma aan het doen zijn. In november 2020 is er een Duitse jager geborgen in Dalfsen. Dat was eigenlijk gewoon een krater. Daar hebben de Duitsers bij staan kijken en ze hebben hem weer dichtgegooid. Ze zeiden:
“We kunnen er niet bij, hij zit te diep.”