De Noordoostpolder viel midden in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) - op 9 september 1942 - officieel droog. Op wens van de Duitse bezetters werd versneld met de ontginning van de Noordoostpolder begonnen. Ze hadden de polder nodig voor de voedselvoorziening. De Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) schakelde duizenden arbeiders in om de drooggevallen gronden van de Noordoostpolder te ontginnen en in cultuur te brengen. Zij werden gehuisvest in barakkenkampen die in de buurt van het werk waren gelegen. Om Arbeitseinsatz in Duitsland te ontlopen doken vele duizenden mensen onder in de Noordoostpolder. Dit leverde de polder de bijnaam “Nederlands Onderduikers Paradijs” (NOP) op. De Duitsers lieten de polder lange tijd met rust, maar op 17 november 1944 werden alle arbeiders in de polder opgepakt en naar Duitsland vervoerd. De meesten zouden pas na de bevrijding in 1945 naar Nederland terugkeren.