Ja, dat is een proces dat langzamerhand gebeurt. Kijk, er kwamen meer scholen en op een gegeven moment dan…. De samenleving, de boerenbevolking, die integreerde met elkaar. Er waren natuurlijk ook die zich echt bleven richten op alleen hun bedrijf. En die gingen gewoon op die manier door zoals ze dat gewend waren.
[Ik werkte natuurlijk buiten de deur]. Ik weet nog wel toen er iemand aan de deur kwam. Ik kwam die mensen natuurlijk niet zo vaak tegen omdat ik vier dagen werkte. En toen kwam die man aan de deur en toen zei ik van:
“Goh, wilt u mij even vertellen wie u bent?”
En toen was hij een beetje beledigd, want ik kende hem niet. Ik zei van: “Ja, moet je eens luisteren…” Nou ja, dat soort dingen mis je natuurlijk wel.
Maar voor de rest: er zijn heel veel mensen die bij jou aan de keukentafel aansluiten. En het is sowieso een hele drukke periode geweest omdat je mensen moet leren kennen. Omdat er ook zoveel aanloop was. Dat is natuurlijk ook waarom mensen zeiden:
“Jij kunt niet aan het werk want je hebt zoveel aanloop.”
Tegenwoordig zeggen mensen van: “Ik heb een kantine en daar ontvangt mijn man de mensen waarmee hij een gesprek mee wil hebben”, van mechanisatiewerk of wat dan ook. Maar er was toentertijd heel, heel veel aanloop.
Toen onze jongens naar school gingen, toen was er wel iets van een samenleving in het dorp. En dan krijg je daar ook je contacten. Maar degenen die hier het dichtst bij je stonden vanaf het begin, daar hebben we nu nog contacten mee. En die zijn toch vaak wel ouder maar de belangstelling voor elkaar, dat blijft.