Als je in een kerkelijke gemeente zit met 2.000 of 4.000 zielen, dan zijn mensen ziek, er zijn sterfgevallen, er trouwen mensen, je moet mensen dopen, catechese bedrijven, clubs houden, bijbelkringen, huisbezoeken doen. In die mate was dat natuurlijk nog helemaal niet aanwezig. Ik denk dat het wel anderhalf jaar geduurd heeft, voordat ik bij de eerste begrafenis betrokken was. Het organiseren en opzetten van zo'n kerkelijk bedrijf was natuurlijk geen geringe aangelegenheid. Ik maakte deel uit van een bouwcommissie, waar pastor Visser voorzitter van was. Die was in de tijd voordat hij geestelijke was bouwkundig ingenieur. Hij wist ook meer van stenen en techniek af dan ik. We liepen aparte colleges over oecumene in Nijmegen en later in Utrecht en studeerden daar hard op. Maar de kerkdiensten werden gehouden. Of je die nu voor 20 of 200 mensen houdt, dat is hetzelfde werk. Doordat je meedeed in het dorp, hadden we geen vrije tijd.
Door de mensen zelf werd ook heel veel gedaan. Ik ben voortdurend verwonderd, dat in iedere wijk mensen zijn, die zich inzetten en klaar staan en van alles willen en die daar hun vrije tijd, aandacht en liefde insteken. Ik snuffel weleens in oude papieren; vorige week ruimde ik een map op. Ik zag dat je toen in een paar maanden tijd al wel twintig mensen had, die wat wilden doen. Die mee wilden praten en een kerkgebouw organiseren. Een half jaar al na de komst van de eerste bewoners van Buiten werd de kerk al in gebruik genomen. Dan moet je mensen hebben, die het schoonhouden, inrichten, die voor de koffie zorgen, de deur opendoen. Wij hebben geen vaste koster in dienst. Een kerkenraad, dus mensen die samen met de predikanten ambtsdragers zijn, ouderlingen en diaken, die verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken, voor de uitbreiding daarvan. Hoe pakken we het aan. Dan heb je toch zomaar tien, vijftien, twintig mensen die van zo'n organisatie deel uit gaan maken. Er zijn natuurlijk altijd mensen, die orgel willen spelen, die een koor oprichten, die een cantorij willen beginnen.