Wij kregen een vermindering van de huur. [...] Van onze eerste woning hebben wij een akte van verhuring van de Rijksdienst. [...] De huur was destijds 104 gulden. Ik kreeg zeven jaar lang een tegemoetkoming van twee gulden per jaar. Dat ging dus van de huur af. Je begon bij 92 gulden en ieder jaar kwam er twee gulden bij, totdat we bij 104 uitkwamen. Dat was “ontberingstoeslag”. Je moet je voorstellen dat hier bijna geen winkel was. Toen kwam de SRV-wagen. Maar wij moesten eerst naar Kampen toe voor de boodschappen. [...]
We hadden ook nog geen gas. We gebruikten toen butagas. Dan haalde je zo´n gasfles en die stond in het keukenkastje. Dat was heel gewoon. Toevallig was hij natuurlijk altijd op zondag leeg. Als we kolen moesten hebben, hadden we een kolenhok in de bijkeuken. De kolenboer kwam uit Kampen. Er was nog geen aardgas. Dat was in het begin. Men zegt dan “pionieren”. Nou ja, het was wat behelpen. Dat was gewoon de realiteit. Wij hebben dat nooit zozeer als iets negatiefs ervaren.