Ik kom uit Delft, of eigenlijk uit de buurt van Delft. In 1966 is mijn moeder hier komen wonen. Dat was aan het Vooronder. Die huizen waren toen net klaar. We waren een groot gezin. Die huizen waren een beetje geschakeld. Onze slaapkamers waren boven de slaapkamers van de buren. [...]
Wij hebben een tijd in Duitsland gewoond en nadat mijn vader was overleden wilde mijn moeder terug naar Nederland. Wij kenden de directeur van een bedrijf in Dronten en die zorgde ervoor dat er een huis beschikbaar kwam. Mijn broer kon bij hem in dienst komen. De Rijksdienst [voor de IJsselmeerpolders] is nog in Duitsland komen kijken wat voor gezin het was. Ik ben in 1968 hiernaartoe gekomen. Toen woonden we nog op het Vooronder. Later zijn we verhuisd naar de Grutto, toen die huizen daar gebouwd werden.
Mijn vrouw is in ’69 hier komen wonen. Ze werkte in het onderwijs. Ze woonde aan de Kampanje. Het leuke is dat je daar dus een huis had van het bestuur van het christelijk onderwijs. Ze hadden dat huis gehuurd om daar ‘juffen’ in te zetten. Het huis waar mijn vrouw woonde werd in de wandelgangen ‘Het Klooster’ genoemd. Later had je hier aan de Oeverloper ook nog zo’n huis, ook gehuurd door de schoolvereniging. Dat was ‘Het Maagdenhuis’. [...]
Ik kan me herinneren dat er toen ook nog wat compensatie was, omdat de samenleving toen nog niet compleet was. Een grap uit die tijd was ook nog dat we op het oude land zeiden: “We gaan weer bij het openbaar lichaam slapen.” Dat was toen nog allemaal openbaar lichaam en Rijksdienst IJsselmeerpolders. [...]
In ’69 is mijn vrouw hier gekomen. We kregen al vrij snel verkering. Toen zijn we in 1972 getrouwd. Dat was nog in de barakken die hier stonden. Toen zijn we in de paalwoningen gaan wonen, in de vrijgezellengedeelten. Dat was ook heel bijzonder, omdat je daar direct in de Meerpaal kon kijken. Je beleefde daar van alles in het centrum. We hebben daar heel prettig gewoond. [...] Er was een keuken en er was een berging. Er was een vrij ruime woonkamer. Er was een glazen wand, en daar had je een slaapkamertje. [...]
Dat was echt voor kleine huishoudens. Daarnaast waren er bij die paalwoningen eengezinswoningen. Die stonden aan de kant van de Rede. Later zijn onder die paalwoningen winkels gekomen. Dat was natuurlijk heel gemakkelijk, want als je wat vergeten was kon je even naar de winkels lopen. In ’68 waren ze ook al bezig met het bouwen van de Meerpaal.
Wat bijzonder was in de tijd toen ik nog aan het Vooronder woonde: ik werkte in Kampen en ging daar met de bus naartoe. Als ik ’s ochtends niet op tijd was kwam de buschauffeur bij huis langs om ons op te halen. Die tijd was heel bijzonder; je had de achterdeur open, je kende de mensen en je hoefde niet lang aan de weg te staan als je ging liften, want er was altijd iemand die je meenam. Het was een heel fijne tijd.