Toen de razzia kwam, 17 november 1944, toen hebben ze ineens de hele polder afgesloten. Alle uitgangen. Toen kwamen ze 's morgens om vier uur. Ze stonden bij mijn bed, in kamp Zwartemeer, daar lagen we met 300-400 man. "AUFSTEHEN!! SCHNELL!!" In echte moffentaal. We hadden niets anders te doen dan op te staan. Dan word je op een rare manier wakker, hoor! Dat hebben wij met de Duitsers meegemaakt.
We hebben de kop er altijd voor kunnen houden, totdat we van Zwartemeer naar Vollenhove moesten lopen, allemaal met de kop omlaag. We mochten allemaal wat spullen meenemen, wat je dragen kon. En wij sjokten maar door. Om de tien, twaalf man liep er een soldaat met geweer in de aanslag. Zo werden wij weggebracht, als gevangenen. En ineens:
"De plotselinge dood van een zeker aantal mensen zou ons wel aangenaam zijn."
Dat schalde over de Zwartemeerweg. En wij liepen allemaal weer rechtop. Want wij dachten:
"Die tijd komt een keer, dat die moffen oprotten!"