Dat was in Oostelijk Flevoland. Die Belgen namen akkers aan voor vlasteelt. Ze oogstten het vlas en dat werd op het land gedroogd. Later werd het opgehaald met vrachtauto’s en dan ging het direct naar België. Als ze de klei niet op konden, vroegen ze mijn vader wel eens om met de platte wagen het vlas op te halen en naar de weg te brengen. Hij was wel zo slim, dat hij dan met de brommer was [want dan hoefde hij niet terug met het busje dat de arbeiders uit de polder oppikte]. Dat gebeurde een beetje tussen neus en lippen door. Als dan de werktijd was afgelopen vroegen ze hem natuurlijk, omdat ze daar in de buurt aan werk waren. Dat was voor mijn vader natuurlijk een mooie bijverdienste en het scheelde die Belgen weer een hoop werk. Dan stopten ze hem gewoon wat handgeld toe. Ik kan me nog herinneren dat de Belgen zelfs nog vlas hebben verbouwd aan de Bingelweg in de Kern (dat noemen ze nu De Stille Kern) bij Zeewolde.
Bron: Batavialand te Lelystad, Audiovisueel Archief, interview met Willem Profijt op 21 juli 2014 te Arnhem.