[De opvang door de kinderen] gaat op voor de gezinnen met de dames die nog geen baan hebben, wat nu weer in de hand wordt gewerkt door de grote werkloosheid. Maar zij die zich zo ontwikkeld hebben, die zeggen natuurlijk: “Ja, dat wordt moeilijk, die combinatie.” En inderdaad, de Marokkaanse gemeenschap is wat dat betreft nog hechter, maar vergis je niet in de Turkse gemeenschap. Ik heb ook vrouwen die een generatie na mij komen, die zich ontwikkeld hebben, gewerkt hebben, een studie hebben gevolgd, hierover gesproken en die gingen huilen:
“Nooit, nooit gaat mijn vader of moeder naar een verpleeg- of verzorgingshuis! Hoe durf je dat aan mij vragen?! Daar geef ik mijn baan voor op!”
Ik dacht: “Hè, dit had ik niet meer verwacht.” Dat zit er zo in!
Maar als je je focust op de Surinaamse of Antilliaanse gemeenschap, daar zijn alleenstaande moeders gewend om ook baantjes te hebben en als dan hun oude moeder niet binnen de familiekring kan worden opgevangen, dan is het al gauw: “Dan ga jij gewoon naar een verzorgingshuis.” Dat is voor niemand gemakkelijk. Niemand doet dat met plezier, maar dat is langzamerhand wel wat steeds meer gebeurd. Plus dat Surinaamse en Antilliaanse vrouwen vaak – en dat zie je nu ook binnen de Turkse en de Marokkaanse gemeenschap – bij Thuiszorg werken en helpen in verzorgingshuizen. Ze zijn vaak in de zorg aan het werk. Dat is vaak de eerste trede op de maatschappelijke ladder. En dat begint nu ook met Turkse vrouwen. Toen ik in het stadhuis begon, toen waren het allemaal witte schoonmakers en nu zijn het bijna allemaal schoonmakers met een hoofddoek om.