Ik kwam terecht in een grote rietvlakte onder Swifterbant. De sloten waren wel voor het droogleggen enigszins gegraven, maar moesten nu goed uitgegraven worden. Het riet moest als het de taak van ‘waterontlaster’ had gedaan, opgeruimd worden. We staken het in brand wat een prachtig gezicht was. Het ging letterlijk als een lopend vuurtje verder. Het riet was bovengronds weg, maar de wortels niet. Nu kon het land geploegd worden.
In ’t voorjaar kwam het riet weer boven, als we koolzaad gezaaid hadden stikte het bijna weg. We hebben later bestrijdingsmiddelen moeten gebruiken om definitief een einde aan de ontwikkeling van het riet te maken zonder schade aan de grond te krijgen. Bij het verbranden van riet zijn wel eens roetdeeltjes uit Flevoland terechtgekomen. Een woningbouwvereniging in Amsterdam had er hinder van bij het verven van huizen en huisvrouwen bij het drogen van de was. Ook de pluisjes moerasandijvie waren een lastig souvenir uit de polder, voornamelijk bij een noordwesten wind.
De Dienst bedacht een andere methode van riet verwijderen. Het werd eerst gehakseld en dan ondergeploegd, met koolzaad als eerste gewas ingezaaid. De opbrengsten waren hoog. De RIJP heeft hier flink mee verdiend. Behalve door het riet veranderde de water-grond verhouding snel door de bewerking met cultivatoren en schijveneggen: machtige apparatuur waar vlot grote oppervlakten mee bewerkt werden in korte tijd. Ongelijke hoogtes of laagtes werden met bulldozers gelijk geschoven en lag het land er zo glad bij als een biljartlaken.