De eerste paar maanden ben ik met de auto naar Utermöhlen in Amsterdam gegaan, maar dat was toch wel lastig. Dus, toen ben ik met de bus gegaan. Ik heb tot aan mijn vervroegde pensionering bij Utermöhlen gewerkt, ook toen het kantoor van Amsterdam naar Utrecht verhuisde. Ik was graficus en ben daar begonnen op de drukkerij. Toen kregen we een directeur die vond dat je een fabriek van verbandstoffen was en het daarbij moest blijven.
In 1980 moest de garage weg, de technische ontwikkeling moest weg en ook de drukkerij werd opgeheven. Buiten de drukkerij deed ik ook de verzorging van drukwerk, het bestellen van verpakkingsmaterialen en zo. Ik kreeg toen een baantje aangeboden op Algemene Zaken en dat vond ik heel prettig. Ik kreeg toen ook het wagenpark onder me. Op een gegeven moment ging de fabriek naar Wolvega en ik ging met het kantoor naar Utrecht. En daar ben ik ben gebleven. Kijk, het autorijden was voor mij an sich geen probleem, want ik reed uiteindelijk ook voor mijn werk zo’n beetje 80.000 kilometer per jaar. Ik had een leaseauto, dus dat kon gelukkig. Ik heb daar bij Utermöhlen een leuke tijd gehad. Maar toen ik naar Amsterdam reed zat je al vroeg in die spits. Daarom ben ik een tijd met de bus gegaan. Toen de trein kwam, ging ik al weer met de auto.