Iedereen die geen woning had en hier in Lelystad kwam werken verbleef in het kamp. Wij verbleven daar totdat wij een huis kregen. Je gaat naar de brug en meteen na de brug ga je rechtsaf. Links zit een ingang en daar zijn die huisjes. De drie zaten aan het water en wij zaten hier achter. [Aarab woonde in één van de barakken]. En hier was een heel groot restaurant. Dat was de kantine. We hebben daar nooit gegeten. Kijk, in die huisjes zat een keuken, daar zat alles. Wij kookten zelf…. We kochten [de levensmiddelen] in het Lelycentre, bij Albert Heijn. Er was geen markt, helemaal geen markt. Vlees was altijd moeilijk. Voordat mijn vrouw hier kwam, heb ik hier nooit vlees gekocht, want dat is niet halal. Ik koop konijn, kip of bok en ga die zelf slachten. We betaalden zelf de huur, 25 gulden per maand. Maar ik verdiende in die tijd niet zoveel. Toen ik nog niet getrouwd was, verdiende ik 75 gulden per week. De huur is heel veel, maar ik kon niet anders. [Ik ging] met de bus [naar mijn werk], maar niet lang, want toen heb ik een auto gekocht. [Hols Primo zat op de Oostvaart] waar nu Soccar zit. Dat was Hols Primo.
Marokkaanse arbeiders in het arbeiderskamp
1 geïnteresseerde
Mensen die in Lelystad werk hadden gevonden, maar zonder gezin naar Lelystad waren gekomen, werden tijdelijk ondergebracht in het arbeiderskamp in Lelystad-Haven. Aarab Benaceur verbleef drie maanden in het kamp.
Bron: Batavialand te Lelystad, Project Nederlanders – Wereldburgers, interview met Aarab Benaceur op 27 februari 2013 te Lelystad.