Ik heb de ijsclub opgericht. [...] Mensen moesten kunnen schaatsen. Ze kwamen bij ons bij Dorpsbelang. Dus ik zeg tegen de technisch opzichter: "Meneer Geertsema, we willen een ijsbaantje hebben." "Ja," zegt hij, "hoe willen jullie dat doen?" Ik zeg:
"Als we daar maar een bulldozer naar toe mogen sturen, dan schuiven we het uit."
Ik had er al met Drenth over gesproken. Drenth had goede contacten met Brouwer van de Werkplaats in Dronten. Ik zeg: "We moeten een pomp krijgen en dan kunnen we het volpompen." "Ja", zegt Drenth, "dat ijsbaantje dat heb je daar zo." [...]
Wij daar met twee bulldozers naar toe en in drie dagen hadden we water, hoor! En dat was een mooi ijsbaantje. Er kwam zoveel water op, net als in Swifterbant, kunnen ze zo schaatsen. Want hier hebben ze hem uitgegraven. Een dragline heeft er eerst zand uitgegraven, natuurlijk, en af en toe werd het een klein beetje diep. Hier zitten toch wel vrij diepe gaten in en dan ligt het ook in het bos. Daar vriest het toch waarschijnlijk toch ietsje minder hard. In Swifterbant schaatsen ze al drie dagen voordat ze hier in Biddinghuizen kunnen schaatsen. Dat is toen een beetje fout gelopen, jammer.
We hebben een walletje opgericht, goed kapotgereden met bulldozers. Geertsema zegt: "Ja Cuelenaere, dan moeten we zoveel plastic hebben." Ik zeg tegen Geertsema:
"We hebben geen rol plastic nodig. Helemaal niets!"
Als je die grond goed stuk rijdt en met die bulldozers erover dendert, dan sluit die grond zo dicht. Je ziet als boeren met zwaar materiaal de sporen rijden en het regent, dan blijft daar water staan. Als je daar schopgrond opgooit, dan is het poreus. In zand zou dit niet gaan. Nee, dat kan alleen met zware klei. Die omstandigheden hebben we mee.