Ik ben geboren in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam-Oost en wij woonden in de Kinkerbuurt. Mijn ouders waren kleine zelfstandigen, ze hadden een kruidenierswinkel in de Jan Pieter Heijestraat. Door mij hebben ze met spoed een ander huis gekregen, want ik groeide helemaal niet! Dat waren na de oorlog echt van die aftandse woningen: vochtig en slecht onderhouden. En je had als huurder niets te vertellen. Omdat die winkel er bij in zat, zaten mijn ouders echt vast aan die woonruimte.
Nou, ik groeide niet. Toen kwam de GGD over de vloer en die zei: “Dat kan zo niet langer!” Toen kregen mijn ouders in een mum van tijd een andere woning met een winkel in de Admiraal de Ruyterbuurt in Amsterdam-West. Daar hebben we boven de winkel gewoond totdat ik een jaar of negen was. Piet de Gruyter – mijn ouders noemden dat Piet de Dief – Albert Heijn, Simon de Wit begonnen met supermarkten. De klanten kochten bij mijn moeder allemaal op de pof en mijn moeder zag al die klanten met grote tassen voor allerlei aanbiedingen naar de supermarkt gaan. Dus, om een lang verhaal kort te maken, de winkel moest gesloten worden, want ze konden de leverancier niet meer betalen en dat betekende dat we van die woning af moesten.