Ik ben geboren in Amsterdam in de Roggeveenstraat in een huis voor HVO, Hulp voor Onbehuisden. Mijn moeder was gescheiden van mijn vader en zij zat in zo’n huis. … Ik heb vier jaar in dat huis gezeten. Daarna ben ik overgegaan naar het Marijkehuis, dat is ook een Huis voor Onbehuisden. Dat is een huis voor kinderen die naar de lagere school gingen. Mijn moeder werkte ook in dat huis.
Ik heb tot mijn elfde jaar in dat kinderhuis gezeten. … Daarna hebben we een huis gekregen op het Iepenplein in Amsterdam-Oost. Dat is de buurt van Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Het is een wijk van volksmensen. In het begin woonden er enkel Nederlanders, maar op een gegeven moment ging dat veranderen. Toen kwamen de eerste buitenlandse werknemers naar Nederland en die mengden zich tussen de mensen in deze wijk. Maar ja, dat was pas veel later. De buurt was wel saamhorig, want de mensen gingen veel met elkaar om. De kinderen speelden tot zeven uur op straat en daarna gingen de vaders naar beneden. Die gingen dan voetballen en andere dingen doen tot een uur of negen. Ach, toen waren er ook nog geen auto’s. Je had veel meer speelruimte. Toen de auto’s kwamen was het natuurlijk afgelopen.