Na de oorlog zijn we in de Rivierenbuurt in Amsterdam-Zuid gaan wonen, in de Jekerstraat. Dat in de Jekerstraat was een klein woninkje. Dat weet ik nog wel. Mijn tante, de zuster van mijn vader, woonde boven ons. Het waren hele kleine woninkjes. Mijn broer, mijn zus en ik sliepen op één kamer. Tegenwoordig heeft iedereen een eigen kamer. Mijn vader was handelsvertegenwoordiger of handelsreiziger in confectie. Hij deed heel veel zaken aan huis, zodat de mensen ook thuis kwamen.
Daar heb ik een hele leuke anekdote van die mij later is verteld: mijn vader was dus handelsvertegenwoordiger. Ik zal vijf jaar zijn geweest. Toen kwam er ook een vertegenwoordiger om dingen thuis kopen bij ons (stoffen of kleding). We hadden nog schuifdeuren in die woning. Als er iemand kwam dan werden die dicht gedaan, zodat de woonkamer voor het zakelijke gedeelte werd. Toen kwam er een man en ik was aan het spelen. Mijn vader zei:
“Weg hier. Je moet weg! Ga naar boven!”
Okay, ik ging weg en doe de schuifdeuren dicht. Vlak voordat ik ze dicht deed, zei ik: “Rotmof!” en deed de deuren dicht. Mijn vader heeft nog nooit zo’n grote opdracht gekregen!