Als je op het oude land was opgegroeid, daar waren bestaande verenigingen, groepen mensen, zeden en gewoonten. Hier kwam iedereen nieuw en iedereen was bereid om alles op te bouwen. En ja, nu zou je zeggen, vreselijk primitieve dingen. Wij gingen bijvoorbeeld op de fiets naar een bosje bij het kanaal. Daar stonden een paar schafthutjes, keten. En de mensen hadden een hengel in het kanaal gemaakt. Dan kreeg je een tuig om en dan kreeg je in kanaal zwemles. Hoe heette die meneer? Ja, meneer Agelink of zoiets. En daar hadden ze een kist met kurken en er was een pierenbadje in het kanaal getimmerd. Dat was het kanaal naar Lemmer, de Lemstervaart. Daar kregen we zwemles, daar hebben we A en B afgezwommen. Het was gewoon feest als je daar ging zwemmen, het was heerlijk. We hadden geen zwembad of zo. En daar hebben we zwemles gehad. Van onze ouders mochten daar zo naar toe, op de fiets, door het bos. [...]
Als je ergens naar toe moest ging je op de fiets. Je ging op de fiets naar Giethoorn, op de fiets naar Gaasterland en je ging op de fiets naar De Voorst en naar Ramspol, zwemmen. Ja, zwemmen bij Ramspol. Toen was er een fietspad gemaakt op een gegeven moment en dan gingen we zwemmen bij Ramspol, bij de brug. Dan ging je van de ene pijler naar de andere. Nee, dat [er veel schepen waren] kan ik me niet herinneren.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met mevrouw Akkenien Muller – Schouwstra door Ineke Flokstra op 3 februari 2012.