En dat (Kamp Rutten) was toen grotendeels verlaten. Ja, wij vonden dat natuurlijk prachtig, want er was ook nog wat oudere begroeiing. Want er waren vaak wel wat tuintjes aangelegd en er stonden wel wat bomen. Overigens staat er nog een deel van die bomen daar en populieren. En ieder keer als ik er langs rij dan denk ik: "Hier heeft het kamp gestaan." Dat zijn wel leuke dingen, daar speelden we dan. Ja, hoe oud waren we? Een jaar of dertien, veertien, zoiets. Nou is het natuurlijk prachtig om als kind daar rond te spartelen en op het fietsje.
En ik weet nog wel, toen wij in Nagele kwamen, in ’52. Ja, mijn ouders waren wel wat ondernemend, dat waren natuurlijk ook jonge mensen. En ik had een zus en nog twee broers. En dan gingen wij op zondag nog wel eens naar Schokland toe. Maar we gingen ook nog wel eens naar Urk. En dan stond bij het begin van Urk: "Op zondag niet fietsen." Mijn vader, die lachte zich natuurlijk een breuk: op zondag niet fietsen! Nou ja, dat duurde maar even tot wij aangehouden werden. En die Urkers dus dreigden die fiets in de haven te gooien. Ja, mijn vader natuurlijk in de onschuld zeggen: "Dat wisten wij niet." "Ja, heb je dat bord niet gezien?" Ja, hij dacht dat het een grapje was. Nou, we hebben onze fietsen mogen houden. Maar zo werkte dat, daar keek je heel raar tegen aan natuurlijk. Dat kenden wij helemaal niet, die mentaliteit van de Urkers.