Redactie
Nou, [orchideeën] introduceren mag je bijna niet. Je zit hemelsbreed niet zo ver van de Weerribben af en orchideeënzaad is buitengewoon fijn. Dat is zo fijn, dat is stofzaad, dat komt dus uit de Weerribben. Alleen het probleem is, het komt hier pas als er een mycorrhiza is. Dat is een samenwerkingsverband tussen een bepaalde schimmel en het zaad van die orchidee. Als die mycorrhiza er niet is, dan groet er geen orchidee. Dus dat is een van de zaken die aanwezig moet zijn. Dat is kennelijk hier wel zo, maar ik moet er wel bij zeggen, in die beginjaren dat ik geïnventariseerd heb, begin zestiger jaren, toen groeiden hier heel veel orchideeën, heel veel. Maar door het afdekken van die grond is dat allemaal verdwenen.
Nu is het wel zo dat orchideeënknolletjes, die kunnen heel lang overleven, die blijven in de grond zitten. Want een orchidee wil ook niet zeggen dat hij ieder jaar bloeit. Ik heb hier op het erf bijvoorbeeld een orchidee staan, nou die bloeit soms vijf, zes jaar niet meer. En dan, op dezelfde plaats komt hij terug en dan denk je, ja, hoe kan dit. Dat is waarschijnlijk het wonder der natuur, want dat hebben wij niet in de hand. Maar dat is eigenlijk wel een van de dingen die daardoor ontstaan, dus door de Weerribben. Daar zitten wij, relatief dus, heel dicht bij en daar komt het hoogstwaarschijnlijk vandaan.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Evert de Boer door Anke van Zwoll op 5 januari 2012.