Aan de oostkust van Schokland lagen omstreeks 1800 drie bewoonde woonterpen: Emmeloord in het noordoosten en Middelbuurt en Zuidert in het zuidoosten. In het zuiden lag de onbewoonde terp Zuidpunt. Middelbuurt en Zuidert vormden samen het dorp Ens. Emmeloord en Ens telden in totaal nog geen 650 inwoners. De eilandbewoners werden ‘Schokkers’ genoemd. Een schokke is een plak koemest waarmee terpen en dijken werden opgehoogd. Ook werden schokken gebruikt als brandstof. De benaming ‘Schokker’ was oorspronkelijk beledigend bedoeld, maar de eilandbewoners vatten het scheldwoord op als erenaam.
De drie woonterpen werden verbonden door loopplanken, de zogenaamde ‘jukken’. Deze loopplanken waren bevestigd aan de houten zeewering. Ze waren hoogstens veertig centimeter breed. Twee personen die elkaar op een juk wilden passeren grepen elkaars schouders of middel, draaiden een kwartslag en schuifelden vervolgens langs elkaar heen. Deze manoeuvre werd het ‘Schokkerdansje’ genoemd.