Degene die het eerst komt is de mus en dan de houtduiven. Want de houtduiven vinden dat natuurlijk ook hartstikke lekker hè. Er werden ook erwten geteeld. Ik zei al, door de Domeinen uitgegeven, maar ook wel door boeren. Dus die komen dan in heel grote koppels, duiven en mussen. Mussen komen op de tarwe af. En in het kielzog van dat soort vogels komt natuurlijk ook de roofvogel. Een bekend voorbeeld is natuurlijk het embleem van Flevoland, dat is de kiekendief. En naast de kiekendief kwamen natuurlijk ook de sperwer en de buizerd en van lieverlee komt alles. In de winter hebben we hier degene die uit het noorden komen, die komen hier overwinteren. Dat is dan de ringmus, de heggenmus en de gewone mus, dat is dan de huismus. Verder de koolmees, de pimpelmees, het roodborstje, het winterkoninkje een merel en sinds kort de vink die we dus regelmatig in de winter zien, hier in de singel. ’s Zomers hebben we de kerkuil, maar die gaat in de herfst toch weer weg. Die heeft een nest in de schuur zitten, een uilennest. We hebben al drie koppels die hier zijn groot gebracht en ook geringd. Er is dus ook een meneer die daar voor komt kijken. Ja, en de duiven blijven natuurlijk ook hangen.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met Jan Olieman door Carine Nieuwenhuis, 21 maart 2011.