Wij vonden de oorlog als kinderen ook heel griezelig. Het is een keer gebeurd dat mijn vader met de brandweer, met Jaap Huitema, ook een man van de Directie die later die garage in Marknesse had, dat ze ’s avonds naar een brand moesten of ’s morgens vroeg aflossen. Er stond zo’n staatsboerderij in brand bij Marknesse, van meneer Egas, en die mensen moesten afgelost worden. Het was in de zomer, het was om vier uur al licht. Jaap Huitema zat achter het stuur in de brandweer auto, en mijn vader zat ernaast. Toen kwam er een vliegtuig en die begon op die brandweerwagen te schieten.
Mijn vader had het eerst niet in de gaten, want ze hoorden het niet zo goed. Maar op een gegeven moment kregen ze het door. Mijn vader sprong eruit en die zat gelijk aan de slootkant, aan de Marknesserweg. Jaap Huitema kon de deur niet open krijgen, dus die zat zó [voorovergebogen, red.] in die auto. Mijn vader kan zich nog herinneren dat hij de kogels door het riet hoorde fluiten, maar ze werden niet geraakt. Maar goed, ze moesten weer verder toen die jager weg was. Toen zeiden ze: weet je wat, Jaap Huitema ging achter het stuur in de auto en mijn vader buiten op de auto zodat hij dat vliegtuig kon horen of zien. Zo zijn ze verder gereden. Dat had een enorme impact op ons.