Toen wij hier in 1957 begonnen was het in Oostelijk Flevoland één grote vlakte met helemaal niets. Toch moest daar van lieverlee een gemeenschap opgebouwd worden. De gemeenschap was nog betrekkelijk klein. Maar iedereen was ervan overtuigd dat hier na een aantal jaren van alles moest komen, zoals onderwijs, kerken, verenigingen en dat soort zaken. Het clubje in Elburg, hoe klein het ook was, heeft toen met elkaar onder andere de ABTB (de landbouworganisatie voor de rooms-katholieke gemeenschap) gesticht, maar ook de vakbond voor de arbeiders en de vrouwenbond. Van lieverlee zijn die organisaties natuurlijk overgegaan naar de polder.
Maar ik herinner me nog dat in 1958 de eerste pastoor voor Oostelijk Flevoland werd benoemd, pastoor Eijsink. Hij kwam op een avond bij mij in Elburg en vroeg:
“Zou jij je bezig willen houden met het onderwijs? Jij hebt van huis uit een beetje bestuurlijke ervaring. Op welke manier kunnen wij dat het beste organiseren?”
En hij ging naar Brus met het verzoek om zich bezig te houden met hoe in Flevoland een parochie gesticht kon worden. Wij zijn er dus in feite al in 1958 mee begonnen. Voor al die organisaties en al die zaken die met de samenlevingsopbouw te maken hebben, waren toentertijd ontzettend veel vrijwilligers nodig. Deze mensen hielden zich toen met andere zaken bezig dan met organisaties, want ze waren bezig met het stichten van een eigen gezin en keken uit naar een boerderij. Maar toch zijn wij met elkaar in staat gebleken om op basis van vrijwilligheid een aantal dingen te doen die van belang waren voor de gemeenschap. En daardoor hebben we een behoorlijke stevige band met elkaar opgebouwd.