De eerste uitgave van de Flevolander vergeet ik nooit meer. Wij zaten op Ketelhaven en wij hadden 's avonds een feestje gehad met jongens die wij in pension hadden, want ik was pensionhoudster voor de Dienst Zuiderzeewerken. Dus je had daar allemaal praktikanten, jongens die van Delft kwamen en de praktijk daar moesten doen. Nou, 's avonds was er een feestje. Wij waren laat naar bed gegaan. Om een uur of twee. En 's morgens om zes uur moesten we er natuurlijk weer uit. We sliepen daar gewoon met de achterdeur los. Die was niet op slot. En ineens hoor ik iemand aan die achterdeur. Het was allemaal hout, dus heel gehorig. Ik zeg tegen mijn man: er zit iemand aan de achterdeur. Het was vijf uur 's morgens. Ik zeg: ik ga er maar uit, wie weet wat er is. Dus ik ga er uit met m'n slaperige gezicht. Staat daar een man, die zegt:
"Ik kom u de eerste Flevolander aanbieden."
Ik zeg:
"Man, kun je ook op een andere tijd komen?"
Hij zegt:
"Ja, maar we zijn er zo wild mee. Ik ga ook direct door."
Ik geloof dat hij ook naar Elburg en Harderwijk moest en toen kon hij over de Knardijk komen naar Lelystad Haven.
Ik ben ook nog correspondent geweest. Als er wat gebeurde, nou ja, wij hoorden het allemaal uit de eerste hand natuurlijk. Nou, toen kwam de Roggebotsluis. Daar stonden ook wat salonwagens en zo. En over baggerwerk.