Ik vind dat we in Zeewolde heel goed hebben gekeken - en dat was ook de erfenis van de Rijksdienst [voor de IJsselmeerpolders] - of je gemêleerde buurten behoudt, waar je niet alleen maar sociale woningbouw hebt maar waar altijd een mix is van verschillende typen woningbouw. Er ontstond dus ook een mix van bewoners en iedereen heeft dat in mijn beleving altijd als heel plezierig ervaren. Dat hebben we altijd volgehouden en volgens mij doen ze dat nu in de Polderwijk nog steeds. Dat heeft er, vind ik, voor gezorgd dat er een hele fijne woonsfeer is ontstaan.
Wat wel steeds een punt van discussie was, was hoe groot Zeewolde nu zou worden. Ik vond het altijd buitengewoon fascinerend dat, toen ik in 1986 begon in de gemeentepolitiek, één van de eerste dingen die Berend [Huijgen] mij gaf het bestemmingsplan van Zeewolde was. In het eerste bestemmingsplan van Zeewolde staat dat er dertigduizend inwoners zouden kunnen komen. Dat was het eerste bestemmingsplan van Zeewolde! Maar in de folder waarmee we het huis gekocht hebben, stond dat Zeewolde ongeveer tienduizend inwoners groot zou worden. Dat zeiden de makelaars dus. Je hebt in de gemeenteraad een serieus debat gehad met Harm Bruins Slot, de eerste burgemeester:
“Ga er nou werk van maken dat die makelaars niet zeggen dat het er tienduizend worden!”
Dat was wel wat de Rijksdienst gezegd had:
“Wij trekken onze handen af van Zeewolde als jullie ongeveer tienduizend inwoners hebben, want we denken dan ook dat jullie het financieel moeten kunnen rooien.”
Dat was ook een beetje het beeld dat de Rijksdienst had, dat ze konden stoppen met hun bemoeienis. Dat is iets eerder gebeurd, we hebben toen een afkoopsom gekregen. Maar die tienduizend inwoners, dat is een eigen leven gaan leiden. Het bestemmingsplan bood gewoon ruimte voor dertigduizend inwoners.
Ik heb destijds ook tegen Berend Huijgen gezegd:
“We moeten er werk van maken, want dat is eigenlijk heel raar.”
De mindset was dat het niet zo’n groot dorp wordt, terwijl iedereen wel hele grootse plannen had. Er moest voortgezet onderwijs komen, maar dat ga je met tienduizend inwoners echt niet voor elkaar krijgen. De scholen groeiden natuurlijk allemaal als kool, er moesten veel winkels komen terwijl iedereen z’n boodschappen nog elders ging doen. De maatschappelijke behoefte strookte niet met het gedrag en ook niet met het aantal inwoners wat men op een gegeven moment wilde.
In het midden van de jaren negentig is dat echt geëxplodeerd en uiteindelijk heeft dat geleid tot een scheiding der geesten. Een aantal mensen zei: “Nou oké, het moet niet groter worden.” Dat is wel een beetje de geur geworden die zich genesteld heeft in Zeewolde. Maar de eerste bewoners, zeg maar de pioniers, die begrepen niet waar die discussie over ging. Zij waren eigenlijk gericht op groei. Iedereen die hier kwam wist dat je in een groeiende gemeenschap zat. Als je de parallel trekt naar bijvoorbeeld groeisteden als Barneveld en Amersfoort: daar werd gezegd “Dit is een groeistad”, en daar ontstond er een drive om dat dan ook maar te doen. Dat was in Zeewolde ook zo.