Ik weet het nog best, ik bracht de was op de lijn. De buurvrouw en haar man waren al wat ouder en die wilden zo graag een boerderij. Ik zei: 'Ik hoop dat we dit jaar geen boerderij krijgen want in januari komt die verpachting uit en we krijgen een baby in februari.' En m’n man zei: 'Het is de eerste keer dat we inschrijven, de eerste keer ben je er niet bij, want er zijn er zoveel.' We hadden het er nooit over, we rekenden er echt niet op, en ik had er helemaal geen zin in. We woonden in een barak bij Espel en ik woonde er goed. In die barak zat een heleboel ruimte; je had drie slaapkamers beneden, een mooie grote keuken en een stenen bijkeuken. Ik heb er zo met plezier gewoond en ik woonde er nog maar net.
Op een dag zei de buurvrouw: 'De post is geweest.' Ik zei: 'Nou en?' Ze zegt: 'Nou, hebben jullie ook een bruine envelop?' Ik zei: 'Daar weet ik niks van, als het niet voor mij is leg ik het op het bureau. Daar kijk ik nooit naar.' Ik was aan het werk en ik had het niet aan tijd. Ze zei: 'Een bruine envelop, de verpachting is uit, dan kunnen jullie weleens een boerderij hebben.' Ik zei: 'Hebben jullie een envelop?' 'Nee, wij niet en vrouw Steenhouwer ook niet, die staat daar te huilen.' Ik zei: 'Ik hoop niet dat wij een boerderij hebben, want dan huil ik omdat we wel een hebben.' (...) Afijn, daar komt m’n man op de fiets aan. (...) Ik zei tegen m’n man: 'Die vrouwen jammeren dat ze geen boerderij hebben en ik kan wel huilen dat we wel een hebben.' Want ik dacht: 'Hoe moet dat nu allemaal?'