We zijn begonnen met planten in ’58, ’57, ’58. Je moet het je zo voortellen. We plantten Reve-Abbert. En toen hebben we inderdaad die kavels helemaal vol geplant. Een bospad in het midden, een bospad aan weerskanten en voor de rest gewoon vol planten. Later hebben we daar wat weitjes aangelegd en kampeerterreinen en zo. Die zijn later gewoon uitgekapt uit dat bos.
En in die latere jaren, vooral bij die stadsbossen, dus rondom Dronten, Lelystad enzovoort verder, is men veel meer gaan kijken, nou, waar leggen we die bossen voor aan? Primair voor het doel voor de recreatie. Dus het Wisentbos bijvoorbeeld in Dronten, dat is bruto 80 hectare waarvan maar 36 hectare bebost is. De rest is speelvijver, speelweide enzovoorts. Een heel ander type bos is dat. Meer zoals het Amsterdamse Bos, een echt recreatiebos. Ja, en het heeft allebei zijn aardige kanten. (…) Het zijn echte jonge bossen. We zeiden ook:
"We zijn zandboeren."
Dat zeiden we dan aan de oostkant. Die hebben iets wat veel weg heeft van bos op het oude land, ook omdat er veel naaldhout staat, er relatief veel naaldhout staat. En die hebben een heel ander karakter dan de bossen die meer bij die dorpen, bij die dorpskernen liggen. Maar ze hebben allebei hun eigen charmes.