We konden ons wel goed redden, daar ging het niet om, maar we hadden weinig spullen, en toen we hier heen gingen moesten we dat allemaal kopen. We hebben veel op het oude land gekocht, want waar moesten we hier naar toe? Hier was nog geen winkel, dus we moesten naar Lemmer of zo. Nou, toen hebben we die spullen op het oude land besteld en die mensen waren er hartstikke blij mee. En die wilden dat hier wel naar toe brengen. (...) En net was toen die boerderij afgeleverd. Ze hebben er een erfsloot omheen gegraven en toen dat klaar was konden we hier komen wonen. Maar er zat nog veen hier en er lagen allemaal veenbonken overal op het erf en dat moest allemaal een beetje geëgaliseerd. Die winkelier ziet dat veen daar liggen, en hij zei toen tegen mij dat hij blij was dat hij weer weg kon, want het was een verschrikkelijke rit geweest door die kale polder. Ik zag dat niet; ik was hartstikke blij. Dat is nou maar net hoe je dat ervaart, natuurlijk.
Leeg land
Een "verschrikkelijke rit" door de kale polder
Hendrik Grotentraast kreeg in 1952 een boerderij in de Noordoostpolder. Het land was toen nog 'woest en ledig':
Bron: Batavialand, audiovisuele collectie, interview met H. Grotentraast, 2007.