Ik had dus voor de Noordoostpolder en ook voor Oostelijk Flevoland een kaart. Bijvoorbeeld, als je de Noordoostpolder neemt, daar zijn infiltratiegebieden. Daar hoort wilg en daar horen andere soorten die een beetje water kunnen hebben. In het noorden van de polder, er was veel harde wind in de Noordoostpolder, daar heb ik de iep gekozen. Want ik zeg: "Nou, die zal het hier misschien wel uithouden." Nou, vele soorten hebben het dan ook uit gehouden. Andere zijn om zeep gegaan.
Maar goed, in het hart van de polder heb ik es gebruikt, omdat dat kleigrond, zware grond was. Eik, daar ben ik wat voorzichtig mee geweest, want die was nogal windgevoelig natuurlijk. Maar uiteindelijk heeft die eik…, we hebben dat wat onderschat in de Noordoostpolder. We dachten eigenlijk dat die een zelfde sfeer had als de Wieringermeer. Maar in de Wieringermeer, daar had je natuurlijk heel zoute wind. Maar de wind die in de Noordoostpolder kwam, die ging al over het water van het IJsselmeer en was dus al veel van zijn zout kwijt, En we hebben eigenlijk nergens in de polder zoutschade gehad. Een klein beetje, in het noorden, bij Lemmer en verder niet.