Ik had in Den Haag, een speciale ambtenaar, mr. L. Dorhout [hoofd van het bureau Wetgeving en Juridische Zaken van de directie Binnenlands Bestuur van Binnenlandse Zaken] met wie ik elke maand mijn overleg deed. Hij kwam ook elke maand naar Dronten, bijvoorbeeld om de Commissie Bezwaar en Beroep te bemannen. Want Dronten had natuurlijk ook bezwaren en beroepen. Dit deed hij tot grote tevredenheid van de mensen. Ik heb nooit een zitting met hem gehad, hoor. Maar ik ging dus wel naar hem toe. Dronten begon met twee wethouders, en ze wilden een derde. Nou, dat was zo gebakken. Dat zou bij een provincie niet zo snel gelukt zijn, denk ik, want een provincie moet dan tegelijkertijd naar twintig andere gemeenten kijken. Die drie vond men ook niet genoeg, men wilde er vier. Nou, dan maar vier. Alles via dat maandelijks overleg met mr. Dorhout.
Als er dan hele grote problemen aan de hand waren kon je naar de minister toe, of naar Henk Koning, de zeer geestige staatssecretaris van de VVD. Ik had hem eens een vlaggetje van Dronten gegeven, en iedere keer als ik daar was zei ik: “Het staat er nog.” Hij zei dan:
“Zal ik je eens wat vertellen? Je wordt geacht het in dit beroep druk te hebben, maar ik heb geen bal te doen!”
Daar kwamen kapitale zaken aan de orde. Er lag in Dronten misschien wel 400, 500 of 600 kilometer weg. Ze hadden dat aan ons over willen dragen. Ik zei: “Dank je wel! Dat kan een gemeente niet trekken.” En dat kwam toch weer boven water, dat overdragen. Ik ging naar Koning toe – later mocht ik Henk zeggen, maar in die dagen deed je dat nog niet direct – en zei:
“Meneer de staatssecretaris, wij zijn daar buitengewoon op tegen. Een gemeente van die omvang heeft daar het geld niet voor, en het is ook geen gemeentelijke taak. In alle provincies doen de waterschappen dat, of de provincie zelf. Nou, in deze gemeente bent u de provincie, dus ik bied u de wegen bij dezen aan. Een waterschap moet u maar oprichten (dat is ook allemaal gekomen). De gemeente wil die wegen niet hebben. Dus als u die beschikking doet, dan – met excuses – gaan wij in bezwaar. Ik hoop niet dat u dat erg vindt.”
Koning:
“Burgemeester, ik ben gek op bezwaren.”
We gingen in bezwaar bij Binnenlandse Zaken en wonnen het!