Waar het om ging was: welke functies komen wel over en welke niet? Dat als er een functie zou overgaan, de betrokken persoon ook zou overgaan, daar was geen discussie over, daar waren we het heel snel over eens. Alleen: welke functies gaan wel over, en welke gaan niet over? Dus ik heb daar een paar keer een boze meute medewerkers van de Rijksdiensten toegesproken. Met name de kantonniers. Ik wilde een hele groep mensen niet overnemen. Ik zei: “Dat kunnen we keurig uitbesteden, dan gaat het goedkoper, en dan hebben we die mensen niet nodig.” Toen riepen die kantonniers: “Je weet helemaal niet wat wij doen! Je moet maar eens komen kijken!” Ik zeg: “Da’s goed, ik kom een dagje.”
Ik woonde in die tijd in de Zaanstreek. Ze zeiden: “Je moet je om zeven uur maar daar en daar melden.” Dat was diep in de Noordoostpolder. Ze dachten: “We zullen die stadse jongen eens krijgen.” Ik zou er nu nooit meer naar toe kunnen rijden. Ze dachten: “Die haalt het dus never nooit niet, om daar om zeven uur te zijn.” Maar om kwart voor zeven kwam ik binnenstappen: “Waar is de koffie?” Ik heb daar een fantastische dag gehad.
Ik heb wel geleerd: als ik nog eens aan een nieuwe carrière begin, wil ik waterkantonnier worden. Die jongens hebben een gouden leven. In de zomer lekker varen met die bootjes, en kijken of die beschoeiingen een beetje in orde zijn. In de winter moet je je bootje een beetje onderhouden, en verder heb je fantastisch veel tijd om te klaverjassen.