Ik heb eerst onze landbouwvoorlichter advies gevraagd. Wij zijn samen naar Oostelijk Flevoland gegaan. Mijn eerste indruk: wat een prachtig land! Als ik daar zou kunnen beginnen en later boer worden. Wat zou ik dat graag doen. We spraken met de heer Sol, één van de eerste groep pachters. Hij zei:
"Je moet van de grond af aan beginnen en laten zien wat je waard bent."
Ik heb gesolliciteerd bij de RIJP. Ik werd aangenomen als polderwerker maar ze konden mij geen vast werk garanderen en ook geen boerderij beloven. Er kon maar een beperkte groep boer worden want er moest plaats ingeruimd worden voor boeren die hun bedrijf moesten inleveren ten behoeve van het ‘algemeen belang’. Ik nam het risico en ging. Ik was werken en lange dagen maken gewend. Hier had ik geen vroege melkbeurten meer. Er waren vaste werktijden. We moesten als groep willen samenwerken. Je was de hele dag bij elkaar. De stemming moest er in blijven. Je moest elkaar niet ergeren. Er waren jongens uit arbeidersmilieus, boerenzoons. Uit beide milieus waren jongens die boer wilden worden, maar ook jongens met andere ambities. Enkelen waren al getrouwd, hadden een gezin. Het loon was geheel volgens afspraak, maar niet ‘overdadig’.
Als je had laten zien dat je wat kon en goed bevonden was, kreeg je kans om op te klimmen. Ik heb hier leren tractor rijden en cursussen gevolgd in het Opleidingscentrum van de RIJP onder leiding van Jan Okkinga. Ik begon met een cursus over Fordtractoren, vervolgens één over de rupstrekker, een bulldozer- en een combinecursus, daarna draineren en greppels steken. Toen ik geselecteerd ben, kon ik doorgaan met de cursus voor ploegbaas en assistent bij de landbouwkundig opzichter worden. Ik moest nu zelf leiding geven. Mijn baas leerde mij:
"Denk er om, grond is een wonder, het is hier heilige grond. Als het goed bewerkt wordt, is de oogst goed."