Najaar 1955 is de Knardijk dicht en zomer ‘56 is de weg klaar. Vanaf dat moment is de Lely niet meer nodig voor de dienst naar Harderwijk. Zuiderzeewerken huurt de boot nog een jaar om op maandag en vrijdag met dijkwerkers te varen die in Urk of Enkhuizen wonen en de weekeinden thuis zijn. En doordeweeks vaart mijn vader met excursies langs de dijkenbouw. Studenten, buitenlandse hoge heren en ook wel werkbezoeken van de Koningin.
Mijn vader vertelde eens dat er een keer een groep jonge dames aan boord kwam. Met begeleiders. Een werkbezoek van een studentenklas uit Leiden. Daarbij ook ene Beatrix. De dames zitten op het achterdek en hebben een flesje frisdrank en gooien het lege flesje overboord. Dat is een leuk spelletje. In de kombuis kopen ze bij oom Ulke, de machinist en kok (en halfneef van mijn moeder), nog meer lege flesjes en zorgen voor een spoor van flessen achter het schip aan. Mijn vader vraagt via de luidsprekers aan boord dat niet te doen omdat er statiegeld op zit. Komt oom Ulke uit de kombuis naar de stuurhut om zich te beklagen. De dames betalen het volle pond voor lege flessen. Dat is zijn handeltje… Soms krijgen de mensen van de werkbezoeken aan boord een lunchpakketje. Dat wordt door een bedrijf in Harderwijk of Kampen klaargemaakt en aan boord gebracht. Een kartonnen doosje met een bolletje wit met kaas, een krentebol of zo en een banaan. Soms zijn er lunchpakketten over en die neemt mijn vader mee naar huis. Wat een luxe, dat lekkere brood.