’s Avonds ging je met een emmer naar de stal of de wei. In de winter werd ’s morgens de melk afgeroomd en slagroom geklopt. Er werd best veel melk gebruikt. Behalve havermoutse, karnemelkse en gortepap uit de melkfabriek, dronk je dat. Niet zoals nu frisdrank. In het weekend werd er pudding gekookt. Net als vroeger maak ik nu nog wel eens caramelvla. Wat hadden wij het goed met zoveel gezonde producten van eigen erf. Je dook ook vaak de boomgaard in. Zittend op een aardappelkist smaken bessen heel anders dan de vaak te vroeg geplukte bij de supermarkt. Die eet ik ook niet zo vaak meer, net als melk van de boer een heel andere smaak heeft.
Een collega van mij heeft een melkveebedrijf. Ik heb daar vroeger heel vaak opgepast voor een litertje melk, echte melk. Je hoefde je als kind op de boerderij nooit te vervelen, en je leerde verantwoordelijkheid en zorgen voor. Al die dieren die wij mochten hebben, moesten op tijd eten. Je leerde geiten en pony kunstjes, maar het hok moest ook schoon, stronthopen in de wei verspreid, enz. Zo had je heel dichtbij heel veel speelkameraadjes. Op school en na de kerk deed je weer wat met andere kinderen.