In die beginperiode zaten we nog midden in de verzuiling. Persoonlijk heb ik altijd geprobeerd dit dorp niet verzuild te krijgen. Dat is gedeeltelijk gelukt. Wat de kruisvereniging betreft: we waren hier de eerste kruisvereniging die niet verzuild was. Het begon met het wit-gele en het groene kruis en later, in 1964, is ook het oranje-groene, protestants-christelijke kruis er bij gekomen. We zijn al heel snel begonnen daar één kruisvereniging van te maken.
Voor het onderwijs is dat niet gelukt. Het was wel zo: op een gegeven moment was er één openbare ULO. Toen zou er een christelijke naast komen. Toen ben ik gaan praten met de voorzitter van de vereniging van de christelijke school en heb gezegd:
"Zouden jullie dat niet een jaar later doen? Dan kunnen jullie wél bestaan."
Later was dat ondenkbaar, maar toen vond hij dat redelijk. Een jaar later kwam de christelijke MAVO dus pas. Die konden toen naast elkaar bestaan, zonder dat ze elkaar vitaal naar het leven stonden. Ook maatschappelijk werk, bibliotheek, al die dingen zouden verzuild opgezet worden. Daar hebben we toen, samen met de predikanten, speciaal Aalbers en Eijsink, erg tegen gevochten. Ik was enthousiast over de inbreng van Aalbers en Eijsink.